maandag 24 november 2014

Hoe het is om een slim kind te zijn volgens… Giomar (student)

Door: Ilse de Vries / de naam Giomar is wegens privacyredenen gefingeerd

Eén jongen komt te laat de klas binnen. Hij oogt rustig en zelfverzekerd, excuseert zich en kiest een plek achterin het lokaal, pontificaal in het gangpad. Hij heeft een sterke eigen mening die hij graag ventileert, maar is ook degene die zijn studiegenoten maant rekening te houden met de persoon die voor de klas staat.
Giomar, een van oorsprong Duitse jongeman, volgt op de Hanzehogeschool een ‘Honours Programme’: een route bovenop het reguliere onderwijspakket, voor studenten die uitzonderlijk presteren.

Wanneer ontdekte je dat je slim bent?
“Mijn moeder wist het veel eerder dan ik. Toen ik vijf was voelde zij aan dat het tijd was om te leren lezen. Door het Duitse schoolsysteem – mijn geboortedatum viel nogal ongelukkig – dreigde ik echter pas met zeven in de Duitse variant van ‘groep 3’ te komen. Ze liet me daarom testen. Ik herinner me de ruimte nog en de dame die mij testte. Ik moest de kleuren benoemen van auto’s op de parkeerplaats. Dat vond ik zo onnozel dat ik weigerde te antwoorden. Ik noemde wel alle automerken en –typen op. De testdame was verre van overtuigd. Terwijl zij mijn moeder vertelde dat het allemaal wel mee viel, vond ik een stuk papier met rekenopgaven. Binnen een paar minuten had ik alle vragen beantwoord. Ik vroeg aan de testdame of ik het goed gemaakt had: tot haar verbazing had ik alle vragen goed. Ik mocht alsnog naar ‘groep 3’. Mij begon het pas toen ik een jaar of twaalf, dertien was op te vallen dat andere kinderen veel harder moesten werken dan ik. “


Wat vond je van school?
“Ik vond vooral de pauzes leuk, lekker spelen met mijn vriendjes. De leraren waren niet heel blij met mij: ik was hen te luidruchtig, vervelend en uitdagend. Ik ben vaak de klas uit of de hoek in gestuurd. Ik wilde dat leraren wisten waar ze het over hadden. Zonder kennis geen respect. Dat is altijd zo gebleven. Met rekenen hield ik altijd een competitie met het slimste meisje van mijn klas. Meestal won zij. Ik vond het wel fijn als ze er eens niet was: dan was ik de snelste. Geschiedenis was mijn favoriete vak. Ik las daar graag en veel over, zowel in de bibliotheek als thuis. Hoewel school op de sociale contacten na een beetje saai was, kon ik mij goed uitleven met buitenschoolse activiteiten zoals voetbal en muziekles. Op dit moment heb ik gelukkig veel goede docenten. Het mooie is: ze leren me niet alleen feiten maar ook ‘softe’ dingen, die zaken waar het in het leven om draait.”

Is de lesstof op school ooit moeilijk voor je geweest?
“Het was vooral lastig om geen spullen te vergeten, ik was nogal chaotisch. En ik maakte liever niet teveel huiswerk. Pas toen de keuze voor het voortgezet onderwijs in beeld kwam werd de noodzaak groot genoeg om mijn best te gaan doen. Mijn moeder heeft me toen weten uit te dagen om uit te zoeken of ik naar het Gymnasium zou kunnen. Dat is gelukt, maar daarvoor moest ik wel aan het werk. Op het Gymnasium merkte ik dat ik het lastig vond om Engels te leren uit een boek. Toen we naar Engeland verhuisden sloeg ik ook nog per ongeluk een klas over doordat de schoolsystemen zo verschilden. Ondanks dat haalde ik er in het begin alleen maar tienen. Naarmate ik Engels makkelijker ging vinden en daarmee ook de lesstof, sloeg mijn interesse wederom om naar sociale activiteiten en daalden mijn cijfers.
Op de Hanzehogeschool merkte ik binnen een jaar dat ik er nog makkelijk een schepje bovenop kon doen, daarom heb ik mij opgegeven voor het Honours Programme.”

Wat vond je als kind van volwassenen?
“Dat wisselde. Ik herinner me dat ik een jaar of zeven was en dat mijn opa met mij praatte alsof ik een volwassene was. Dat vond ik geweldig. Ik herinner mij ook dat ik op een gegeven moment een theorie had ontwikkeld waarom dictatorschap de beste vorm van bestuur was. Eén leraar ging daar serieus met mij over in discussie. Hij zei dat ik goede punten had, maar vroeg zich af of ik ook aan een aantal andere zaken had gedacht. Hij tilde mijn gedachtegang daarmee op een hoger plan èn het gaf me een goed gevoel dat hij mij serieus nam.”

Had je vroeger ‘peers’?
“Ik heb een zus die een paar jaar ouder is en twee jongere broertjes. Ook allemaal erg slim. En natuurlijk dat meisje uit mijn klas met wie ik wedijverde met rekenen. Op dit moment kan ik mij spiegelen aan mijn collega honour students. Onlangs ben ik daarmee nog behoorlijk op mijn neus gegaan: we deden als honour students een ‘bedrijvenspel’. Ik had het idee dat mijn groepje echt een briljant plan had. Helaas had een jongen uit een ander groepje hetzelfde plan, maar dan nóg beter uitgewerkt. Dat had ik totaal niet zien aankomen. We verloren.”

Welke kenmerken van hoogbegaafdheid herken je bij jezelf?
“Vooral het hebben van een sterke eigen mening en een groot rechtvaardigheidsgevoel. Het valt me op dat ik zelfs van kleine onrechtvaardigheden erg gefrustreerd kan raken. Ik ben wel ambitieus, maar zo heeft mijn moeder mij ook opgevoed. En toch… hoewel ik altijd boven het gemiddelde uit stijg, houd ik het gevoel dat ik nog beter zou kunnen presteren.”

Wat motiveert jou?
“Als eerste persoonlijke interesses, zoals geschiedenis. Ook mijn moeder heeft een rol gehad qua motivatie. Zij wist mij op cruciale momenten te pushen om meer uit mezelf te halen, zoals toen de schoolkeuze dichterbij kwam en ik mezelf naar het gymnasium studeerde. En nu realiseer ik mij dat mijn werkende leven dichterbij komt en ik mijn best moet doen om straks goed beslagen de werkvloer op te komen.”

Heb je tips voor hoogbegaafde kinderen/jongeren en de volwassenen die hen begeleiden?
“Ik heb het zelf altijd fijn gevonden als volwassenen mij serieus namen. En als docenten vakkennis hadden. Ik ben er tegenaan gelopen dat ik weinig discipline had. Daarom ben ik voordat ik met mijn huidige studie startte het leger in gegaan. Voor mij werkte dat goed: verplicht vijf uren stil op je plek blijven staan, dan moet je wel! Taal leren uit een boek vind ik moeilijk, terwijl ik taal in een anderstalige omgeving heel snel oppak. Ik heb lang het gevoel gehad dat ik lui ben, ik kan me er moeilijk toe zetten om dieper op een onderwerp in te gaan dan noodzakelijk. Mijn oplossing is nu om zoveel mogelijk verschillende dingen naast elkaar te doen. Niet de diepte in maar de breedte.”

Tot slot…
“Ik weet dat ik slim ben, maar ik ben er niet van overtuigd ik hoogbegaafd ben. Misschien kan ik mezelf daar ooit van overtuigen door op een dag iets uitzonderlijks te doen, iets dat alleen ik kan.”